- kat
- {{kat}}{{/term}}1 [huisdier; snibbig meisje] cat2 [meervoud] [de katachtigen] cats ⇒ felines3 [snauw] snarl♦voorbeelden:1 〈figuurlijk〉 leven als kat en hond • be like cat and dogde Gelaarsde Kat • Puss-in-Bootseen valse kat • a bitcher uitzien als een verzopen kat • look like a drowned rat〈figuurlijk〉 de kat uit de boom kijken • wait to see which way the wind blows〈figuurlijk〉 de kat in het donker knijpen • saint it in public, sin it in secreteen kat komt altijd op haar poten terecht • a cat has nine lives〈figuurlijk〉 maak dat de kat wijs • pull the other one〈figuurlijk〉 de kat bij het spek zetten/op het spek binden • leave/set the fox to watch the geeseeen kat in de zak kopen • 〈figuurlijk〉 buy a pig in a poke〈figuurlijk〉 zich voelen als een kat in een vreemd pakhuis • feel like a fish out of water, feel out of placeals een kat in het nauw • like a cornered rat〈figuurlijk〉 de kat de bel aanbinden • bell the cat〈informeel〉 kat in het bakkie • it's child's play/a piece of cake〈spreekwoord〉 als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel • when the cat's away the mice will play2 de wilde kat • European wildcat3 iemand een kat geven • snarl/snap at someone; 〈informeel〉 bite someone's head off¶ ik ben er voor de kat z'n kut geweest! • what a fucking waste of time that was!
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.